Techlink, de beroepsfederatie van installatietechnieken, doet een warme oproep om van systeemdenken de norm te maken in het energielandschap. “Systeemdenken” zou immers ‘de’ manier van benadering moeten zijn. Onder Systeemdenken verstaat Techlink een holistische benadering van de (regelgeving met betrekking tot de) energietransitie.
Een stabiel regelgevend investeringsklimaat is post-covid meer dan ooit van groot belang om de verdere groei van duurzame energie te bestendigen en de 2030-2050 doelstellingen te bereiken.
De recente debatten rond de wijziging van de DNB-tarifering[1], provinciale taxen op PV-installaties van bedrijven, verschillende RESCert voorwaarden in de verschillende gewesten of zelfs het constante nijpende tekort aan technisch opgeleide installateurs zijn illustraties van een te gefragmenteerde aanpak.
Als antwoord op de consultatieronde van de VREG over de tariefmethodologie voor kleine afnemers, werd herhaald dat het ontwerp van een stabiele en toekomstbestendige distributienet tariefstructuur voor Techlink een belangrijke invalshoek dient te zijn. Elke nieuwe tariefstructuur beïnvloedt immers de investeringsbereidheid in kleinschalige PV, warmtepompen, WKK, elektrische voertuigen en/of vraagsturing en decentrale opslag.
Want het is algemeen bekend dat investeerders, en waarschijnlijk de residentiële nog meer dan B2B, afhaken wanneer dit kader constant wijzigt. De burger overtuigen te ‘handelen’ richting de 2030-2050 doelstellingen is op zich al een zeer grote communicatieve uitdaging.
Techlink vraagt dan ook nog steeds dat de VREG en de Vlaamse minister bevoegd voor energie zorgen voor meer coherentie en afstemming in het investeringskader voor decentrale energieproductie en vraagbeheer. Kortom, hier komt het opnieuw neer op ‘Systeemdenken’.
Het gefragmenteerde beleid is een onnodige horde in wat een rechte lijn naar de eindmeet zou moeten zijn. Een probleem dat al enkele jaren aansleept is het feit dat iedere provincie individueel belastingen kan heffen op gebruikte oppervlaktes van kelders, zolders en daken. De provincies Antwerpen, Limburg en Oost-Vlaanderen interpreteren deze belasting echter zo dat ze ook van toepassing is op PV-installaties op bedrijfsdaken.
Nodeloos te zeggen dat dit indruist tegen andere boodschappen van diezelfde overheden ter promotie en ondersteuning van decentrale hernieuwbare energieproductie.
Het potentieel van PV-installaties op grote daken is nog steeds groot (kijken we maar naar de cijfers van 2019), en om dit verder optimaal te benutten is er ook hier dringend een eenduidig – en geen gefragmenteerd, soms zelfs tegenstrijdig – signaal nodig opdat elkeen aan de kar kan/wil trekken om de 2030-2050 ambities te realiseren.
Installateurs die zowel op grondterrein van Vlaanderen, Brussel en Wallonië opereren – en zo zijn er velen – zien vaak door de bomen het bos niet meer met verschillende wetgevende kaders in de verschillende gewesten. Wanneer de Vlaamse, Waalse, Brusselse en federale regelgever dit niet doen in een consistent in dezelfde aangehouden richting, wordt deze uitdaging praktisch erg bemoeilijkt. Denken we maar aan het RESCert certificatiesysteem.
De recente ambitie van Vlaams Minister van Mobiliteit Lydia Peeters om deze legislatuur 30.000 nieuwe laadpalen te realiseren, is eveneens iets waar we op zich als sector enthousiast over kunnen zijn. Maar ook hier we kijken wel reikhalzend uit naar de bredere toekomstbestendige visie waarin deze doelstelling gekaderd kan worden. Vanuit de installatiesector vraagt Techlink dan ook specifiek aandacht voor de installateur van de toekomst: onderwijs en opleidingen moeten inspelen op deze nieuwe doelstellingen. M.a.w. laat ons streven naar het betrekken van een maximaal aantal installatiebedrijven in de energietransitieprojecten om o.a. deze concrete ambitie waar te maken.
Installateurs zijn vragende partij voor een stabiel wetgevend kader dat rekening houdt met het volledige ecosysteem en realiseerbaar is op het terrein. Alleen dan zullen de (economische) kansen die de energietransitie met zich meebrengt, optimaal kunnen benut worden.
[1] In dit kader refereren wij ook graag naar onze reactie op de consultatieronde van de VREG m.b.t. het ontwerp van tariefmethodologie voor de reguleringsperiode 2021-2024.