NLFR

Vakblad over installatietechniek, hvac, sanitair en elektriciteit
Legionella: is een SWW-productie­temperatuur van 60°C noodzakelijk?
Bart Bleys Labohoofd Labo Watertechnieken bij het WTCB

Legionella: is een SWW-productie­temperatuur van 60°C noodzakelijk?

Recent onderzoek van het WTCB heeft aangetoond dat het helemaal niet evident is om de sanitair warm water productietemperatuur te verlagen naar 45°C en tegelijk de legionella-ontwikkeling in een sanitaire installatie onder controle te houden via regelmatige thermische schokken. De huidige temperatuurseisen van de ‘BBT Legionella’ (productie aan 60°C, met minimum 55°C op de retour) werden eveneens getest en blijken voldoende veilig om de hygiënische waterkwaliteit te verzekeren. Het blijft dus aanbevolen om deze voorschriften te volgen, zo schrijft Bart Bleys (Labohoofd Labo Watertechnieken bij het WTCB), in samenwerking met Karla Dinne (Labohoofd Labo Microbiologie en Micropartikels bij het WTCB).

Druk op productietemperatuur

De voorbije jaren kwam de hoge productietemperatuur van sanitair warm water (SWW) steeds meer onder druk te staan. Vanwege de stijgende isolatienormen en groeiende energie-efficiëntie van nieuwe gebouwen, vertegenwoordigt de productie van SWW immers een steeds groter aandeel in ons totale energieverbruik. Bovendien betekenen hoge productietemperaturen meer stilstandsverliezen en zijn ze niet voor alle hedendaagse verwarmingstoestellen optimaal. Het is dan ook niet onlogisch dat men op zoek gaat naar energie-efficiëntere oplossingen voor de SWW-productie en kijkt naar een verlaging van de productietemperatuur in het bijzonder. Daarom heeft het WTCB in 2014 een onderzoek gestart naar energie-efficiënte mogelijkheden voor legionellabeheersing. Het belangrijkste uitganspunt hierbij was wel steeds dat de hygiënische waterkwaliteit prioritair is ten opzichte van de eveneens belangrijke eventuele energiebesparing. 

WTCB-proefopstelling en resultaten

De proefopstelling in Limelette werd gebouwd in het kader van het VIS-traject Instal2020 en  bestaat onder meer uit een boiler van 200 liter, een geïsoleerde circulatieleiding van ongeveer 40 m lengte en twee aftappunten waarop een eerder bepaald tapprofiel voor respectievelijk een douche en een keukenkraan worden toegepast. Zodoende simuleert de installatie op de meest eenvoudige wijze de SWW-installatie van een gezin van 4 à 5 personen. In het kader van het onderzoek werden verder verschillende staalnamekranen en een kweekboiler toegevoegd en werd de installatie volledig voorzien van temperatuur- en debietmeters. De kweekboiler, met daarin bacteriën afkomstig uit een reële besmette installatie, werd enkel aangesloten om de proefopstelling initieel te besmetten. Van zodra de installatie besmet was, werd ze afgekoppeld en met vers drinkwater gevoed, opdat specifiek de reactie van de aanwezige bacteriën op diverse temperatuurregimes gemonitord kon worden. 

45°C – 60°C

In de eerste fase van het onderzoek gebeurde de productie van SWW aan een temperatuur van 45°C, met regelmatige schokken aan 60°C. De installatie werd wekelijks opgevolgd en het stookregime gaandeweg aan de resultaten aangepast, startende met een wekelijkse temperatuurschok van 30 minuten, al dan niet gecombineerd met thermische spoeling van tap- en staalnamekranen tot, uiteindelijk, dagelijkse schokken van 60 minuten. Ook onderging de installatie in de loop van deze weken enkele aanpassingen om de aangroei van legionella tegen te gaan: de toevoeging van een destratificatiepomp bleek cruciaal om een homogene temperatuurverdeling in de boiler te realiseren en dus te lage temperaturen aan de onderzijde van het vat te voorkomen, terwijl het expansievat, gelokaliseerd aan de koude zijde van de boiler, een belangrijke bron van recontaminatie en dus verwijderd moest worden. Toch werd de legionellabesmetting, ondanks de hoge frequentie van thermische schokken en de bijkomende maatregelen, in deze testfase nooit onder controle gehouden. Slechts enkele keren werd een concentratie onder 1000 kve/l (aanbeveling Hoge Gezondheidsraad) behaald, die vervolgens meteen na de thermische schok weer de hoogte in ging.

45°C – 65°C

In een tweede fase werd daarom een alternatief regime voorgesteld. Nog steeds gebeurde de productie aan 45°C, maar voor de thermische schokken hanteerde men een temperatuur van 65°C. Opnieuw werd aangevat met een wekelijkse schok van 30 minuten, die gaandeweg werd opgedreven. Bij een wekelijkse schok waarbij alle tap- en staalnamekranen gedurende 30 minuten gespoeld werden, werden de eerste positieve resultaten opgetekend, zij het uiteraard met een hoog waterverbruik en de nodige praktische implicaties. In het vervolgtraject werd daarom gefocust op de integratie van de thermische spoeling van de tappunten via het normale gebruik van de installatie. De keukenkraan, vanwege de normaliter zeer kortstondige tappingen, bleek daarin de moeilijkste factor. Uiteindelijk werd de legionellabesmetting in de proefopstelling met een wekelijkse schok van 24 uur en een minimale tapping van 150 seconden aan alle tappunten wel onder de voorgeschreven 1000 kve/l gehouden. 

BBT Legionella

Bij wijze van benchmark werd ook het regime voorgeschreven door de BBT (productie aan 60°C, met minimum 55°C op de retour) op de proefinstallatie toegepast. Daarmee kon de legionellabesmetting snel en blijvend onder controle gehouden worden. De huidige temperatuureisen van de BBT zijn met andere woorden veilig. 

Bart Bleys,  Labohoofd Labo Watertechnieken bij het WTCB

"*" geeft vereiste velden aan

Stuur ons een bericht

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Wij gebruiken cookies. Daarmee analyseren we het gebruik van de website en verbeteren we het gebruiksgemak.

Details