Na een erfenis beslisten de nieuwe eigenaars om deze woning een opfrisbeurt te geven en nadien te verhuren. Ook de ondergrondse stookolietank werd vervangen. We spraken met Frank Scherens van de firma Bel Group, gespecialiseerd in verwarmingsinstallaties en stookolietanks.
Volgens de verwarmingsinstallateur kiezen de meeste eigenaars bij het preventief vervangen van een ondergrondse tank door een nieuwe tank meestal niet voor een ondergronds model, maar voor een bovengronds. De woning dateert van de jaren 70. Ook al werkt de verwarming van eind de jaren 90 nog perfect, toch wilden de erfgenamen vermijden dat de tank op termijn voor problemen kon zorgen. Om dat te voorkomen, beslisten ze de oude tank uit te graven en een nieuw exemplaar te plaatsen.
Een van de eigenaars wou niet overstappen op aardgas uit schrik, maar maakte zich zorgen over de evolutie van de wetgeving inzake het renoveren van verwarmingsinstallaties. “Ik gebruik regelmatig het informatiemateriaal van Informazout over de energietransitie om mijn klanten te informeren en gerust te stellen over de toekomst van mazout”, vertelt Frank Scherens. “Vloeibare brandstoffen evolueren en blijven beschikbaar. Het probleem is dat consumenten overspoeld worden met informatie die niet altijd correct is en dat ze er soms moeilijk wegwijs uit geraken.”
Nadat de klanten gerustgesteld waren over het behouden van de stookolieketel, moesten ze kiezen welk soort tank ze wilden. Een bovengrondse tank is makkelijk te installeren en kost minder doordat er geen grondwerken nodig zijn. Maar dat is niet het enige wat telt. De ligging van het gebouw maakte de situatie technisch erg complex. Voor een bovengronds model beneden in de tuin moest de aansluiting op de verwarmingsketel aangelegd worden dwars door een brede helling. Daarom beslisten de klanten om het bij een ondergronds model te houden op dezelfde plaats, wat bovendien esthetischer is. “We controleerden ook of de water- en gasleidingen voldoende ver uit elkaar lagen voor de plaatsing en of de omgeving van het terrein stabiel genoeg was om veilig te kunnen werken”, vult Frank aan.
Het meest werd er overlegd over de inhoud van de tank. “Zoals meestal raadde ik een model van 2.500 liter aan. Dat is ideaal, want je kan in één keer meer dan 2.000 liter tanken en dat betekent een goedkoper tarief. Vorige lente is de prijs van stookolie sterk gedaald. Daarom opteerden de klanten voor een tank met een grotere tankinhoud, kwestie van een voorraad stookolie in te slaan aan een goede prijs.” Het prijsverschil tussen reservoirs van 2.500, 3.500 en 4.200 liter is relatief beperkt, dat speelde ook mee. De eigenaars kozen een stalen exemplaar met alle voorgeschreven apparatuur, zoals de lekdetectie en overvulbeveiliging. “Ik ben geen voorstander van ondergrondse modellen in kunststof”, vervolgt hij. “Ik ben er al veel problemen mee tegengekomen, vandaar.”
Standaard vervangt de installateur altijd de leidingen van de tank. “Ik neem geen enkel risico met de leidingen, vooral niet met de aanzuigleiding. Wat vuil in de aanzuigleiding kan al een panne veroorzaken. Wij kiezen altijd voor een éénpijpsysteem bij een opslaginstallatie. Met een tweepijpsysteem heb je geen lekmelding bij verlies op de retour. Daarom zijn we voorstander van een éénpijpsysteem”, legt Frank uit.
Frank werkt op de taalgrens en wordt dus regelmatig geconfronteerd met de verschillen in wetgeving. “Er zijn goede en slechte dingen aan beide kanten. In Wallonië ben ik bijvoorbeeld voorstander van de invoering van de periodieke keuring op stookolietanks van minder dan 3.000 liter en van een vereenvoudiging van de tankkeuringen. Ik begrijp niet waarom een dichtheidsproef bij opslagtanks vanaf 3.000 liter in Wallonië steeds verplicht is, ook als de lekdetectie bij controle correct werkt. Wij verliezen er tijd mee en de klant moet meer betalen.” Dat is duidelijk!